
Tour de Crap
Mijn vrouw en dochter gingen met mijn schoonzus en schoonmoeder een stedentrip maken, waardoor ik een weekend eenzaam en alleen moest achterblijven. Dus al snel rees het plan met de Mustang weg te gaan.
Afgelopen weekend was het zover.
Ik besloot een aantal bestemmingen aan te doen die niet kindvriendelijk waren en waar vrouwlief gegarandeerd zich ging afvragen waarom ik zoveel foto's moest maken. In mijn eentje kon ik er naar hartelust alle foto's maken die ik wilde.
En zo vertrok ik op zaterdagochtend naar mijn allereerste -en tevens verst weg gelegen- bestemming: het circuit van Reims-Gueux. Dit oude F1 circuit uit 1926 werd in 1972 uit veiligheidsoverwegingen gesloten, maar omdat het een stratencircuit was, loopt een huidige N-weg over het oude rechte stuk. De pits en de tribunes staan er nog, en zijn een aantal jaar geleden gerestaureerd.



Mijn reis vervolgde op de oude Route Nationale terug naar België. Ik liep al hopeloos achter op schema, maar de koolzaadvelden stonden er zo mooi bij dat ik het niet kon maken om geen foto's te maken.
Omdat ik lekker ouderwets met geprint routeboek en zonder smartphone reis, reed ik uiteraard hopeloos fout. Eenmaal terug in België kwam ik prompt in de file terecht.

Ik houd van oude troep. Vervallen, verlaten gebouwen zonder ramen. Overblijfsels van een vroeger leven waar ooit mensen woonden of werkten, maar die nu eenzaam zijn achtergelaten. In Nederland is dat niet veel te vinden, want hier breken we alles meteen af, maar in België, zeker in Wallonië, is er nog genoeg.
Het gebied was vroeger beroemd om de industrie, met name de kolen, maar dat is allang voorbij. Wat overgebleven is, is armoede, werkloze mensen en oude vervallen industriële panden. En dat laatste: daar kwam ik voor.

Ik bezocht meerdere oude steenkoolmijnen en kolenwasserijen. Mensen vroegen zich af waarom ik daar was, maar ik bleef gewoon foto's nemen. Eén kolenwasserij wilde ik zeker bezoeken: die zag er zo tof uit en zelf de Google Maps-auto kon er komen, dus ik toch ook?
Alleen was er weer een omleiding, waardoor ik van mijn route moest afwijken en hopeloos verdwaalde. Door mijn eerdere vertragingen was het al laat, en na een uur doelloos rondrijden dacht ik: ik kap ermee, ik ga wel naar mijn hotel. En toen kwam ik erlangs.
In het laatste licht van de dag maakte ik mijn mooiste foto's.



Om half tien arriveerde ik in mijn hotel met parkeerplaats. Pas nadat ik de laag vliegen van mijn bumper had gewassen kon ik een hapje gaan eten. Een lange, maar zeer geslaagde dag was het geweest.
De volgende ochtend was het al vroeg dag, want ik had nog meer bestemmingen gepland dan op de vorige dag. Dus op zondagochtend om kwart voor negen zat ik te ontbijten naast een mooi kasteel.


Deze dag zou vooral gaan om de verschillende scheepsliften die dit gebied rijk is. In Thieu zag ik de eerste: Ascenseur de bateaux No. 4, gebouwd in 1917. Deze liften, er zijn er in totaal vier, vervingen een aantal sluizen en zijn ondertussen werelderfgoed.
Er was geen plek om de auto en de lift samen te fotograferen, dus ik parkeerde de Mustang op de stoep om te kijken waar ik goede foto's kon nemen. Toen ik terugkwam, stonden de arbeiders van de lift om mijn auto heen en waren ze foto's aan het nemen. Toen er een boot kwam, mocht ik pal naast de lift staan, dus ik had perfect uitzicht toen de boot met de lift omhoog ging. Daarna gaven de heren me een rondleiding. Dat zijn dus de bijkomende voordelen als je met een Mustang rijdt!


De weg werd vervolgd langs de enorme nieuwe scheepslift van Thieu-Strépy, die de oude liften verving in 2002. Vervolgens bezocht ik de oude liften No. 2 en No. 3., een mijncomplex-museum en nog een kasteel.



Hierna kwam ik aan bij een ander hoogtepunt: het hellend vlak van Ronquières. Hier kunnen schepen in enorme bakken van 91 meter op wielen op een 1500 meter lange baan een hoogteverschil van 68 meter overbruggen.


Vervolgens deed ik het middelpunt van deze industriële streek aan: Charleroi. Ik bereed de "meest deprimerende straat ter wereld": de Route de Mons. In deze straat wisselen grauwe huizen en roestige fabrieken elkaar af.


Na nog een uniek bezoek aan een verlaten koeltoren en een oude cementfabriek was de dag weer om en kon ik de terugreis aanvaarden. Zondagavond kwam ik moe maar zeer voldaan weer thuis aan. Mijn trouwe Mustang, die afgelopen jaren zo weinig had gereden, reed als een droom en heeft me niet in de steek gelaten. De reacties onderweg waren geweldig en het hele weekend was één groot avontuur.
